Blauwgrijze schorsmycena
Blauwgrijze schorsmycena | |||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Blauwgrijze schorsmycena | |||||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||||
| |||||||||||||||
Soort | |||||||||||||||
Mycena pseudocorticola Kühner (1938) | |||||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||||||||||||
|
De blauwgrijze schorsmycena (Mycena pseudocorticola) is een schimmel behorend tot de familie Mycenaceae. In Nederland zijn vruchtlichamen aanwezig van november t/m januari. Hij komt voor op bemoste stammen van loofbomen, vooral van knotwilgen. Hij behoort tot de saprotrofe schimmels. Hij groeit in loofbossen, vooral in elzen, op de bast van dode en levende stammen van loofbomen begroeid met mossen en korstmossen, vooral beuken, gewone es, gewone vogelkers, eik en wilg.
Kenmerken
- Hoed
De diameter van de hoed is 2 tot 12 mm. De hoed is halfbolvormig, parabolisch, grotendeels conisch tot convex, soms met een kleine wrat, vaak iets afgeplat in het midden, gegroefd, doorschijnend gestreept. Stoffig, glanzend. De kleur is donker blauwgrijs, later bleker en wat bruinig verkleurend. Bij jonge paddenstoeltjes lijkt de hoed enigszins bedekt met poeder.
- Lamellen
Hij heeft 8 tot 14 lamellen die tot aan de steel lopen. De kleur is grijs tot bleek blauwgrijs of grijsachtig wit, wordt met de jaren bleek sepiabruin. De lamellen zijn vooral bij jonge exemplaren lichter dan de hoed en worden later donkerder van kleur.
- Steel
De steel heeft een lengte van 5 tot 25 mm en een dikte van 0,2 tot 1 mm. De steel is bochtige en heeft vaak dezelfde kleur als de hoed. Het oppervlak is donzig en stoffig. De kleur loopt van grijs tot blauwgrijs en wordt bruiner met de loop der jaren. Naar boven toe wordt de steel lichter. De steel lijkt soms aan de onderkant behaard. De basis is dicht bedekt met lange, witte filamenten.
- Geur
De zwam heeft geen kenmerkende geur.
- Sporen
De sporen zijn clavaat, 4-sporig en geklemd of 2-sporig en klemloos, met dikke sterigmata tot 13 µm lang. De basidiosporen van 4-sporige basidia meten 8 tot 10,5 × 7,5 tot 10 µm en van 2-sporige basidia tot 13 × 12 µm. Het Q-getal, dat de verhouding aangeeft tussen de lengte en de breedte, is 1,1. De sporen zijn bolvormig tot subglobose, glad, amyloïde. De cheilocystidia meten 12 tot 54 × 6 tot 25 µm. Pleurocystidia zijn afwezig.
Verspreiding
Van de blauwgrijze schorsmycena is bekend dat deze in sommige Europese landen voorkomt. Hij wordt ook gemeld in Noord-Amerika en Marokko. In Nederland komt hij zeer algemeen voor. Hij is niet bedreigd en staat niet op de rode lijst.
Foto's
- Cystidia
- NMV Verspreidingsatlas Paddenstoelen
- (en) Index Fungorum